hendri van der putten

beukjes

In Zeeland is het dragen van klederdracht nog iets van het nabije verleden: veel Zeeuwen hebben nog een opoe of moeder in dracht gehad.
Mijn belangstelling gaat vooral uit naar een onderdeel van de dracht, het beukje, in andere delen van Nederland heet zo’n stuk een baaf, bauw of kraplap.
Het beukje, in vorm lijkend op een slabbetje op de borst en op de rug, bestaat uit twee met lapjes, bandjes en kraaltjes versierde delen.
Als pronkstuk werd op de beuk een (soms meer dan een) familiesieraad gedragen.

Ik las dat vrouwen een nieuw lapje geduldig versierden met de nog bruikbare bandjes van versleten kleren en kraalwerkjes van oude beukjes. Zo zijn op elk nieuw beukje delen van voorgaande kledingstukken te vinden.
In het nieuwe zie je zo elementen uit het verleden in een nieuwe, andere context.

In deze werkwijze zie ik een overeenkomst met het schilderproject “een gaat - een komt” dat is begonnen in 2003. Een schilderij dat bestaat uit 44 beschilderde delen aan de wand (elk deel 60x30cm) en 44 monochroom geschilderde delen er naast staand.
De beschilderde delen worden per stuk verkocht (500 euro). Als een deel verkocht is komt op de lege plaats een monochroom doek. Dat deel wordt later zo beschilderd dat het aansluit bij het grote geheel.
Zo verandert het hele werk en blijven ook hier elementen van de beginsituatie bewaard in een nieuwe context.
zie een gaat, een komt

beukjes